Interview met Zef Hemel

Als er één ding is waar Amsterdammers graag over klagen, dan is dat wel over de drukte die toeristen veroorzaken. UvA-hoogleraar Zef Hemel juicht dat juist toe. Ik sprak hem voor Folia.

Amsterdammers moeten eens ophouden met zeuren over de drukte in de stad, vindt bijzonder hoogleraar grootstedelijke problematiek Zef Hemel. De enige kans om volgens hem economisch te overleven is een snelle verdubbeling van het aantal inwoners. ‘Ik predik revolutie. Het begint altijd bij een gek.’

‘Na dertig jaar in de praktijk wil je weleens een keer reflecteren,’ vertelt Zef Hemel (59) met een lach die hij moeiteloos een uur lang op zijn gezicht houdt. Zijn boodschap moet voor een optimist als Hemel geen gemakkelijke zijn. Hemel bezet sinds 2012 de Wibautleerstoel, een door de gemeente Amsterdam betaald hoogleraarschap over grootstedelijke problematiek. Daarvoor werkte hij ruim dertig jaar als planoloog, onder meer bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieu en de gemeente Amsterdam.

Nu slaat hij alarm over de wereld waarin hij zo lang verkeerde. In Nederland begrijpen we steden niet, vindt Hemel. En daardoor verrommelt het landschap, worden we allemaal chagrijnig en raken we economisch achterop. Ook voor zijn eigen vakgebied voorziet hij een zwart scenario als er niets verandert. ‘Met lichte overdrijving: de planologie is op sterven na dood.’

Hoe kan dat nu weer? Nederland is toch een van de best geplande landen ter wereld?
‘Dit is een planner’s paradise, maar toch kun je op straat nauwelijks meer zeggen dat je planoloog bent. Bij elke bezuiniging gaan er weer planologen uit. De rijksplanologische dienst bestaat niet meer. Het ministerie van Ruimtelijke Ordening is opgedoekt. Van de planologische infrastructuur is weinig meer over. Ruimtelijke ordening is in de Tweede Kamer iets voor backbenchers, als er überhaupt over het onderwerp wordt gesproken. Je kunt het wijten aan wat men neoliberale tijden noemt.’

Plannen is iets van de Sovjet-Unie, bedoelt u?
‘Nou ja, de Sovjet-Unie heeft de planning tot een hoogtepunt gebracht. Planning is iets van de Koude Oorlog. Planning is nu bijna een scheldwoord. Don’t mention the word. Ik zoek naar nieuwe manieren voor een nieuw soort planning. We moeten het vak radicaal veranderen.’

Wat gaat er dan zoal mis?
‘Neem de Noord-Zuidlijn. Het was miscommunicatie vanaf het allereerste begin. Er werd met niemand gepraat. Er is in Den Haag geld te halen, dus wordt er een politieke deal gesloten. Dat gebeurt in achterkamertjes. Er wordt een tracé getekend en als alles af is, gaat men burgers voorlichten. Die hebben zoiets van: “Wat is dit nou weer?” Het lijkt op een overvalstrategie, waarin met niemand wordt gecommuniceerd. De kern van planning is communicatie. Dat is mijn stelling.’

Moet die hele werkwijze niet anders?
‘De werkwijze moet open communicatie zíjn. We moeten de stad met zijn allen bouwen. Dat kan alleen als we voortdurend met elkaar in gesprek blijven. Een stad is oeverloos met elkaar praten en dat leidt tot wat ik collectieve intelligentie noem. Dat is niet efficiency en dat is ook niet meteen de vraag stellen: “Wie doet wat?” Het is geen militaire onderneming en het is ook geen bedrijf, een stad is een organisme. Het zijn honderdduizenden mensen die met elkaar in gesprek zijn en de planoloog is de moderator. De planoloog laat iedereen aan het woord en luistert. De kern van planologie is niet bestuurskunde of politicologie, het is communicatie.’

Leren we studenten dan niet het verkeerde vak?
‘Ja, natuurlijk! Maar we zitten gevangen in een verkeerd paradigma, we leren een verkeerd vak, we hebben een verkeerde praktijk.’

Wat een pessimistische boodschap voor iemand die zichzelf een optimist noemt.
‘Maar we leren, en we weten nu wat we anders moeten doen.’

U weet wat we moeten doen.
‘Het begint altijd met een gek.’

Vindt u zichzelf een gek?
Zef Hemel praat rustig, maar nu valt een wel erg lange stilte. ‘Ik realiseer me wel dat de dingen die ik doe afwijken van de bestaande repertoires. Ik heb er nooit goed ingepast. Maar ik ben ook niet gevaarlijk.’

U bent geen gevaarlijke gek.
‘Ik predik revolutie, maar ik ben geen Marx. Alhoewel: zelfs na het verschijnen van zijn Das Kapital veranderde er aanvankelijk niets. Zijn eerste editie kon hij aan de straatstenen niet kwijt. Hij had het geluk dat de Pruisische geheime dienst zijn boek in verband bracht met de Parijse commune en toen pas explodeerde het. Zoiets heb ik ook nodig. Zo’n boekie doet helemaal niets als er niets gebeurt in de wereld.’

Hemel heeft het steevast over zijn boekie, omdat hij zijn publicatie De toekomst van de stad – een pleidooi voor de metropool geen boek wil noemen. ‘Het is een probeersel, een poging om te kijken of ik niet een echt boek moet schrijven. Dit is luchthavenlectuur; een boekie dat je op je intercontinentale vlucht in één keer uitleest. Een echt boek is een volwassen versie hiervan.’ Het boek mag dan in een paar uur te lezen zijn, het vertoog is een van de radicaalste van Nederland. ‘Wij Nederlanders begrijpen steden niet. Steden zijn de motoren van de economische groei, maar we leggen ze aan de leiband.’

‘Planning is nu bijna een scheldwoord. Don’t mention the word’

Hoezo ligt Amsterdam aan de leiband van het Rijk?
‘Ik kies 1929 als uitgangspunt. Toen is er iets misgegaan. Het was crisis en het Rijk besloot om het belastingstelsel te centraliseren en de winsten die in de steden werden gemaakt af te romen. Dat geld werd geïnvesteerd in grote werkverschaffingsprojecten in de provincie. Dat was niet typisch Nederlands, alle natiestaten deden het: de Verenigde Staten, Italië, Frankrijk, Duitsland, noem maarop. Die staatsgestuurde planning brokkelde na de Tweede Wereldoorlog af, vooral in de periode van Reagan en Thatcher, maar hier werd dat met afgrijzen bekeken. Wij hebben het hier wel steeds over de noodzaak van decentraliseren maar een echte decentralisatie… Die stap durven we niet te zetten. Amsterdam durft nog steeds niet zijn eigen winsten op te eisen.’

België is qua geografische opbouw in veel opzichten een vergelijkbaar land. Toch heeft men met Brussel een ongelooflijk grote stad. Hoe kan dat dan, is dat het lef om die stap te zetten?
‘Dat is een interessante vraag. De gemeente Brussel stelt overigens niets voor, met maar honderdduizend inwoners, maar wat belangrijk is: niemand heeft hem in de greep. Brussel is vermalen in de taalstrijd en de besluiteloosheid van regeringen en desondanks groeit de stad en is ze op bepaalde punten buitengewoon succesvol. Het is een veel spannender stad dan welke Nederlandse stad ook.’

Dus er is een soort vacuüm waar Brussel zich in kan begeven?
‘Ja, en daardoor gedraagt Brussel zich veel meer als een organisme. Want steden zijn organismen, die we in Nederland maar niet lijken te begrijpen. Ik heb het in het boek niet gebruikt, maar Nederlandse steden zijn nepsteden. We doen net alsof het echte steden zijn, alsof de Randstad één grote stad is, maar dat is niet waar. Echte steden hebben agglomeratievoordelen, economische voordelen die ze halen uit hun grootstedelijke omgeving en bevolkingsdichtheid. In Nederland zijn die voordelen afwezig, blijkt uit onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Economisch doet de Randstad niets voor ons.’

Waar komt dat door?
‘De OESO heeft er geen verklaring voor, ze zegt alleen dat alles keurig gespreid is in Nederland. Ik denk dat daarin de verklaring ligt. We hebben in Nederland nooit echte steden gebouwd. De staat begrijpt de stad niet. In Nederland leven we in het paradigma van de functionele steden. Dat zijn open, mooie, efficiénte, frisse, keurig geordende steden van huizen met tuintjes. Nederland heeft als planner’s paradise dat functionele idioom als geen ander omarmd en uitgevoerd. En terwijl de wereld om ons heen totaal is veranderd en niemand dat paradigma meer omarmt, blijven wij ons eraan vastklampen.’

Hoe komen we daar ooit uit?
‘Daar heb je dus een revolutie voor nodig, een paradigmashift. Ik heb gekeken of dat op kousenvoeten kon, maar dan kan niet.’

Heeft u wel hoop dat het gaat lukken?
‘Ik ken het politieke speelveld en ik heb zo’n beetje alles wel meegemaakt: steden en het Rijk, de provincies die altijd dwarsliggen. Maar ik ben een optimist, dus ik blijf vrolijk optimistisch. Ik lijk Mark Rutte wel.’

Van wie moet het initiatief dan komen?
‘Als Amsterdam het niet doet, dan gebeurt het niet. In Den Haag gaat niemand het doen. In Rotterdam zie ik niemand die het gaat doen, laat staan elders. En het gevolg daarvan is dat we in dit land nog meer strooigoed gaan bouwen. Dat het nog niksiger wordt, nog meer verspreid, met nog meer beton en met nog meer asfalt en dat we er nog een veel groter zootje van maken.’

Foto: Martijn Gijsbertsen
Zef Hemel | Foto: Martijn Gijsbertsen

Als ik u goed begrijp moeten we krimpregio’s juist toejuichen.
‘We moeten er in ieder geval niet bang voor zijn. Wij doen er heel moeilijk over. Studenten, die kun je niet tegenhouden als ze naar de universiteit gaan, maar anderen proberen we tegen te houden. Die mogen de krimpgebieden niet verlaten. En de krimpregio’s doen hun best om expats aan te trekken. Een metropool als Londen zit vol met buitenlandse studenten, terwijl hier stadjes als Wageningen, Enschede en Maastricht vol achter internationale studenten aan jagen. Giethoorn jaagt op Chinezen. En nu wil Zwolle ook Chinezen uit Giethoorn lokken. Het wordt hier steeds dwazer. We krijgen een heel bizar land als we zo doorgaan.’

Als zelfs Giethoorn het lef heeft om vol voor zichzelf te kiezen, waarom Amsterdam dan niet?
‘Op de grootste wordt het meest gelet. Het Amsterdam-bashen is niet van de lucht en wordt steeds erger. Hoe meer succes Amsterdam heeft, hoe meer er wordt gebasht.’

Amsterdammers kunnen er zelf ook wel wat van, van Amsterdam-bashen.
‘Dat is een interessant verschijnsel. Mijn verklaring is dat Amsterdam van ver komt en gewoon klein is qua oppervlakte. En de babyboomers zijn nu in de meerderheid. Zij zijn er als studenten en krakers binnengekomen en vinden het welletjes zo. Die willen niet meer groeien. Die vinden de stad af. En nu komt een nieuwe generatie studenten de stad binnen die daar geen boodschap aan heeft. Maar als ik het politieke vertoog zie in de stad, dan is het echt een babyboomersvertoog. “We hebben het zo gezellig met elkaar en nu gaat de stad groeien. En nu komen al die toeristen in ons centrum. Weg hier! Dit is van ons!”’

Gentrificatie is dus helemaal niet erg.
‘Gentrificatie is wat steden doen, het is een gezond verschijnsel. Steden maken geld. Ze leiden tot waardestijgingen in grond en vastgoed. Buiten de steden doet niets of niemand dat. Planologen hebben dat vroeg begrepen.’

Behalve de twintigste-eeuwse planologen dan.
‘Onbegrijpelijk!’ roept Hemel. ‘On- be-grij-pe-lijk! Alsof ze geen welvaart willen!’

‘Ik blijf vrolijk optimistisch. Ik lijk Mark Rutte wel’

Hoe komt dat dan?
‘Als je je steden eerst veronachtzaamt, dan afroomt, zelfs om zeep helpt in de Tweede Wereldoorlog, ze vervolgens afbreekt en verstrooit, dan krijg je geen economie meer. Geen wonder dat we zoveel crises hebben gehad. Het komt omdat mensen altijd over leefbaarheid beginnen. Grote steden zouden niet leefbaar zijn. Mensen verlangen altijd terug naar overzichtelijke dorpen. Dat roepen we al tweehonderd jaar. Maar dat is niet zo! Het is een illusie! Hou ermee op! Dat dorpen leefbaarder zijn dan steden is een illusie. Je moet de steden vieren en ze laten groeien. Speel het spel en word rijk. En verdeel die rijkdom vervolgens in de stad. We moeten ervoor zorgen dat niet enkele grote jongens de stad in handen krijgen.’

Dat is wel wat er nu in Londen gebeurt. Daar worden huizen beleggingsobjecten waarin niemand woont.
‘Dat gaat maar om een paar buurten. Maar zie wel dat er in heel veel delen van Londen nu een nieuwe middenklasse groeit. Dat geldt ook voor Moskou en dat geldt ook voor Istanbul. Wij hebben ook de opgave om een grote nieuwe middenklasse te laten groeien. Dat zijn de mensen die nu in Nieuw-West, Zuidoost en Noord zitten. Die zijn gehuisvest in huizen van woningbouwcorporaties en delen dus niet in de waardevermeerdering van de grond en de woning. Dat is op de lange termijn onhoudbaar. Je moet ze eigenaar maken van hun woning. En geef ze de vrijheid om hun huisjes te verbouwen en te verbeteren en om winkeltjes te beginnen.’

Is Nederland daar niet veel te gereguleerd voor?
‘Ja. Dat is ons grootste probleem: al die regels. En dat zegt de planoloog.’ De glimlach verandert in een schaterlach. ‘Om in deze wereld weer echte planologie te kunnen bedrijven, moeten we ont-plannen. We moeten af van al die regels en tegelijkertijd moeten we voortdurend met al die mensen in contact staan: actief raadplegen, crowdsourcen, gebruikmaken van die collectieve intelligentie. En dan samen de stad van
onderop gaan bouwen.’

Wat gebeuert er als we die stad van onderop gaan bouwen?
‘Dan zie je die hele skyline hier veranderen. Je ziet nu al wat torentjes oppoppen. Maar als we de planning loslaten, dan gaat het heel snel, overal komen torentjes. We krijgen een geweldige verdichting en binnen de kortste keren, binnen dertig jaar, hebben we twee miljoen inwoners. En dan zijn we nog een kleine speler in Europa, maar dan doen we wel weer mee. Het waarschijnlijkst is echter dat we zoals altijd voor de tussenweg kiezen. Vlees noch vis, een grijze zone met een beetje van dit en een beetje van dat. Dan hebben we wel een beetje dynamiek, maar die is heel erg ver- spreid en overal gebeurt wel iets. Dan zijn we zeker geen winnaars in de wereld en hebben we ons land flink verpest. Daar koersen we nu jammer genoeg op af.’