Drieluik over promoveren aan de UvA

Na een workshop van de onvolprezen Yvonne van de Meent probeerde ik een verhaal uit de cijfers over promoveren aan de UvA in 2017 te halen. Dat lukte. Drie keer zelfs.

Net geen recordaantal promoties aan UvA in 2017

Vorig jaar promoveerden er 543 promovendi aan de UvA, iets minder dan in 2016 toen er drie promoties meer waren. De Faculteit der Geneeskunde (het Academisch Medisch Centrum) zorgt met 230 voor het leeuwendeel aan promoties, blijkt uit cijfers die Folia opvroeg.

Al jaren is er een opgaande trend te zien in het aantal promoties, zowel aan de UvA als landelijk. Promovendi vormen inmiddels meer dan de helft van het aantal onderzoekers aan Nederlandse universiteiten. Vaak doen ze de bulk van het onderzoekswerk.

(Tekst loopt door onder de infographic)

Veruit de meeste promoties aan de UvA vinden plaats aan de geneeskundefaculteit. Daarin is de UvA niet uniek,aan vrijwel iedere universiteit voert de plaatselijke geneeskundefaculteit de lijst van aantallen promovendi aan. Dat is niet verwonderlijk aangezien voor veel medische specialisaties een doctorstitel een vereiste is.

Het aandeel van de medische faculteit is de laatste twee decennia sterk gestegen. Waren in 2001 nog 3 van de 10 dissertaties geschreven aan het AMC, de laatste jaren is dat 4 van de 10, en in 2013 en 2015 benaderde het zelfs 5 van de 10. Hoewel de hoeveelheid promoties in absolute aantallen de laatste jaren aan vrijwel iedere faculteit toenam, was de stijging nergens zo groot als in de geneeskunde.

Bètafaculteit en FEB leveren in
De bètafaculteit hield bijvoorbeeld in 2001 nog gelijke tred met het AMC (respectievelijk 29 en 31) procent, maar levert inmiddels nog maar de helft van het aantal promoties van de medische faculteit af (21 en 42 procent). Ook het percentage promoties aan Faculteit Economie & Bedrijfskunde (van 6,9 procent naar 2001 naar 4,6 procent in 2016) nam gevoelig af.

(Tekst loopt door onder de infographic)

Vrouwen in 2017 in de meerderheid
Hoewel landelijk gezien het aantal vrouwelijke promovendi nog steeds in de minderheid is tegenover de mannen, is dat aan de UvA niet het geval. Vorig jaar promoveerden er 288 vrouwen en 255 mannen. Op dit moment werken er aan de UvA echter wel iets meer mannelijke dan vrouwelijke promovendi aan hun dissertatie.

(Tekst loopt door onder de infographic)

Waarom steeds meer medici promoveren

Het aantal promoties in de medische wetenschap is de afgelopen twee decennia zeer sterk toegenomen, ook aan de UvA. Hoe komt dat? Wij vroegen het Jos de Jonge, coördinator bij het Rathenau Instituut, die veel onderzoek doet naar promoties in Nederland.

Hoe komt het dat er zoveel promoties plaatsvinden in de medische hoek?

‘Het is natuurlijk vooreerst belangrijk dat er veel belangstelling voor is. Voor veel studenten bij universitaire medische centra (UMC’s) is een carrière als medisch specialist het hoogst haalbare. Daarvoor is een doctorstitel geen vereiste, maar wel een pre. Als je dan ziet dat er voor opleidingsplekken als medisch specialist zo’n tien kandidaten solliciteren, dan snap je wel dat het in de praktijk inmiddels zo goed als een voorwaarde is geworden. Zonder afgerond proefschrift kom je er bijna niet tussen.’

Er zijn dus veel afgestudeerden die willen promoveren. Maar waar komt het geld vandaan?
‘De publieke investeringen in de medische wetenschap zijn het laatste decennium enorm sterk toegenomen. Ongeveer tien jaar geleden besteedden we nog 22 procent van ons wetenschapsbudget aan medische wetenschap, vorig jaar was dat 33 procent. Dat is een sterke stijging.

Daar komt nog bij dat de goede doelen als het KWF-Kankerfonds, het Aidsfonds en de Hartstichting steeds grotere budgetten hebben. Zij investeren ook meer in medisch onderzoek, waardoor ook de derde geldstroomIn de medische wereld spreken ze over de vierde geldstroom, aangezien de opbrengsten van behandelingen daar als eerste geldstroom worden gezien richting UMC’s toeneemt. Dat zorgt ook voor een groei aan promotieonderzoeken.’

(Tekst loopt door onder de infographic)

In veel wetenschapssectoren klinkt inmiddels de kritiek dat er te veel wordt gepubliceerd. Is dat in de medische wereld ook zo?
‘Zeker! Nergens is dat geluid sterker. Dat zit zo: in 2012 heeft de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU) aangegeven dat medische promoties gebaseerd zouden moeten zijn op drie tot vijf artikelen. In de praktijk zijn er niet weinig die het zeker voor het onzekere nemen en mikken op zes of zeven artikelen. Er zijn in Nederland ongeveer 1.700 promoties per jaar, dus reken maar uit hoeveel er alleen al door promovendi wordt gepubliceerd.

Het streven naar aantallen artikelen leidt er bovendien toe dat bevindingen steeds worden opgeknipt in meerdere artikelen. Als een promovendus iets uitvindt komt het niet zelden voor dat het in twee of drie artikelen wordt beschreven.’

Is dat nog wel bij te houden voor wetenschappers?
‘Het is een overspannen wereld. Ik heb het een tijdje terug met focusgroepen onderzocht en daar kwam uit dat de publicatiedruk in de medische wetenschap erg hoog is. Zelfs op gespecialiseerde terreinen verschijnt er zoveel in Nederland, dat het nauwelijks bij te houden is, laat staan dat het te vertalen is naar de klinische praktijk. En dan heb je ook nog het nadeel dat de bevindingen in de medische wereld niet alleen toepasbaar zijn op lichamen die binnen bepaalde landsgrenzen geboren zijn, waardoor je als Nederlandse onderzoeker ook buitenlandse onderzoeken moet bijhouden. Dat is zelfs voor de allerknapste koppen niet te doen.’

In één jaar zeven keer promotor zijn, hoe doe je dat?

Er waren vorig jaar meer dan vijfhonderd promoties aan de UvA. Dat betekent hard werken voor de hoogleraren die promotor zijn. Wij spraken met Anita Hardon en Maarten de Rijke, die vorig jaar het vaakst optraden als promotor.  ‘Ik vond ook dat ik het erg druk had.’

Hoewel de UvA een van de universiteiten met de meeste promoties is, zijn er geen hoogleraren die bijzonder veel promovendi begeleiden. Met zeven promoties leidden hoogleraar Anita Hardon (antropologie van zorg en gezondheid) en Maarten de Rijke (hoogleraar Information Retrieval) de dans. In vergelijking met bijvoorbeeld Pieter Doevendans (zestien keer aan de Universiteit Utrecht) of Jan Buitelaar (tien keer aan de Radboud Universiteit) is dat niet bijzonder hoog.

Anita Hardon begeleidde vorig jaar zeven promovendi tot hun ‘hora est’.

Waarom waren het er vorig jaar zoveel?
‘Vorig jaar was een uitschieter. Ik vond ook dat ik het erg druk had. Het had te maken met dat twee programma’s elkaar overlapten. Ik had promovendi uit een NWO-programma die wat vertraging hadden opgelopen, en ik had snelle promovendi uit een groep die ik dankzij een Grant van de European Research Council had.’

Hoe is het om zoveel promovendi te begeleiden?
‘Druk! We begeleiden bij ons altijd in teams. Ik had twee Afrikaanse promovendi die ik samen met Eileen Moyer begeleidde. Zij is de dagelijkse begeleider en co-promotor, maar omdat ze universitair hoofddocent is ben ik de promotor. Een andere promovendus begeleidde ik met een emeritus-hoogleraar en daarbij trad hij als dagelijks begeleider op en ik als promotor. Als je als groep productief bent, dan ben je als hoogleraar vaak promotor.’

De UvA heeft recent het ius promovendi uitgebreid waardoor ook universitair hoofddocenten (UHD’s) als promotor mogen optreden. Wat vindt u daarvan?
‘Ik ben blij dat UHD’s ook promovendi mogen begeleiden. Zoals gezegd werken wij in teams en is er altijd co-begeleiding, maar bij de promovendi die Eileen Moyer begeleidde zit ik altijd in een morele spagaat. Ik gun die promovendi dat ze volledig onder Moyer promoveren, maar uiteindelijk staat mijn naam erbij als promotor en dus moet ik toch meelezen. Als ik het nu niet doe, kunnen ze niet promoveren.’

Hoeveel promoties staan er komend jaar in de planning?
Ze lacht: ‘Ik zou willen dat ze opschieten. De meeste promovendi in mijn team van de ERC Grant zullen denk ik wel promoveren. Laten we zeggen dat ik denk dat het er vier worden en dat ik hoop op vijf.’

Acht keer woonde hoogleraar informatica Maarten de Rijke vorig jaar een promotieplechtigheid bij als promotor; zeven keer aan de UvA en één keer aan de Universiteit Twente.

Waarom waren het er vorig jaar zoveel?
‘Het was iets meer dan normaal, maar meestal heb ik er zes. Een echt grote uitschieter was het dus niet.’

Hoe is het om zoveel promovendi te begeleiden?
‘Er zitten in mijn lab zo’n dertig promovendi, die stuk voor stuk worden gefinancierd door overheidssubsidies of door private partijen. Van twintig promovendi ben ik zelf de dagelijks begeleider. Dat geeft een hoop energie. We zaten tot vorig jaar in Nederland nog met een stelsel waarin alleen hoogleraren promotierecht hadden en dus plukte ik als hoogleraar de vruchten van het werk van universitair hoofddocenten. Bij twee van de acht promovendi van vorig jaar was ik geen dagelijks begeleider.’

De UvA heeft recent het ius promovendi uitgebreid waardoor ook universitair hoofddocenten (UHD’s) als promotor mogen optreden. Wat vindt u daarvan?
‘Dat was hoog tijd. En wat mij betreft zetten we nog verder door met de verruiming van het promotierecht, zodat ook universitaire docenten mogen optreden als promotor. Dit jaar zal ik daardoor toch een stuk of twee of drie keer minder als promotor optreden.’

Hoeveel promoties staan er komend jaar in de planning?
‘Ik verwacht er komend jaar zes of zeven, iets minder dus.’