Drie UvA-studenten op medaillejacht in Tokio

In aanloop naar de Olympische en Paralympische Spelen in Tokio sprak ik drie UvA-studenten die hoopten op een medaille. Voor Paralympisch atleet Fleur Jong liep dat goed af: zij pakte goud. Voor Laurine van Riessen, met wie je het interview hieronder leest, wat minder. Zij viel zwaar tijdens de keirin en belandde in een Japans ziekenhuis.

Lees hier de interviews met paramlympisch atleet Fleur Jong en zeilster Afrodite Zegers.

Ze won al brons op de Olympische Winterspelen van Vancouver in 2010 en dit jaar kan er in Tokio een medaille bij komen. Laurine van Riessen was schaatser, werd baanwielrenner, haalde dit jaar cum laude haar master fiscaal recht en is nu toe aan haar grote doel: een tweede Olympische medaille.

‘Hoe het me is gelukt snap ik ook niet helemaal,’ zegt Van Riessen over haar masterdiploma fiscaal recht dat ze dit voorjaar haalde. ‘Ik had eigenlijk niet gedacht dat het me zou lukken voor de Olympische Spelen, maar ik heb dan ook wel wat hulp gehad.’ Niet alleen werden de Spelen uitgesteld, door de coronamaatregelen werd de UvA ook wat soepeler, vertelt ze.

Online colleges
Bovendien was ze het al gewend om online college te volgen. ‘Ik heb voor deze master mijn bachelor gehaald aan de Open Universiteit. Daar was alles op afstand. Maar dat ging echt niet zo soepel: ik heb ongeveer 12 jaar gedaan over mijn bachelor, dus ik had echt niet gedacht dat ik mijn master in twee jaar zou halen.’

Al sinds ze in 2005 haar vwo-diploma haalde sport Van Riessen op hoog niveau. Dat deed ze eerst vooral op het ijs. In 2007 brak ze door als langebaanschaatser, en sindsdien volgden de successen elkaar in rap tempo op. Een jaar later won ze haar eerste wereldbeker, en in februari 2010 won ze op 22-jarige leeftijd het brons op de 1.000 meter tijdens de Olympische Winterspelen.

Vacature in de teamsprint
Een glorieuze schaatscarrière lag in het verschiet, maar het liep anders. De jaren erna leek haar voortgang een beetje te stagneren. Ze presteerde goed, maar die echt grote overwinning kwam er niet. Totdat ze in 2014 door een medewerker van NOC*NSF werd gewezen op een vacature in het baanwielrennen. ‘De teamsprint had één goede renster, maar miste er nog één. De wielerunie heeft toen allerlei topsporters uit andere disciplines benaderd of ze geen baanwielrencarrière wilden overwegen.’

Als schaatser trainde Van Riessen al veel op de fiets, en had ze wel zin in een nieuwe sport. ‘Mijn idee was om anderhalf jaar lang volop te trainen voor de Spelen van Rio in 2016, en daarna weer terug te gaan naar het schaatsen.’ Met dat idee ging ze naar de testdag, waar ze van alle uitgenodigde sporters de beste resultaten neerzette.

Topsportmentaliteit
Van Riessen was de uitverkorene en liet al snel zien niet alleen een verdienstelijk lid van de teamsprintploeg te zijn. In 2015 won ze op het NK Baanwielrennen de sprint, de 500 meter tijdrit en de keirin [zie kader]. ‘Ik had het voordeel dat ik al op hoog niveau had geschaatst,’ vertelt ze. ‘Ik weet hoe je naar een wedstrijd kunt toeleven, ik ken de mentale issues die bij het leven als topsporter horen, en de training van schaatsers en wielrenners lijkt best wel op elkaar.’

Toch voelde Van Riessen zich de eerste jaren vooral ‘een schaatser die even ging wielrennen’. ‘Met name op tactisch gebied had ik een grote achterstand. Als schaatser race je tegen de klok, maar in de sprint of de keirin gaat het erom dat je een directe tegenstander verslaat. Je weet niet wat die ander gaat doen.’ Bovendien moet je als baanwielrenner soms wel acht keer per dag de baan op, terwijl een schaatser met twee races op een dag klaar is. ‘Dat vond ik enorm intensief.’

Snel voorbij
In Rio was het avontuur van Van Riessen en haar teamsprintmaatje Elis Ligtlee snel voorbij. Hoewel ze een Nederlands record reden verloren ze van hun directe tegenstander Australië. ‘Wij reden een tijd die genoeg zou zijn om de wedstrijd om het brons te rijden, maar als je van je directe tegenstander verliest lig je eruit. Zo simpel is het.’

Het gaf haar wel de bevestiging dat het niet onmogelijk was om in Tokio een medaille te winnen. ‘Toen heb ik de knop voor mezelf omgezet. Als ik dit na anderhalf jaar al kon, dan wilde ik toch kijken of ik een medaille zou kunnen winnen als ik nog eens vier jaar door zou gaan. Ik wilde gewoon die medaille.’ Dat is ook haar hoofddoel deze zomer.

Alles moet goed vallen
Van Riessen krijgt er drie kansen voor: op de teamsprint, op de sprint en op de keirin. Met name op die twee laatste onderdelen dicht ze zichzelf kansen toe. ‘Normaal ben ik het best op de keirin, maar daarbij moet wel alles goed vallen. Een klein foutje – dat hoeft niet eens een foutje van jezelf te zijn – en je bent kansloos. Je moet een beetje geluk hebben.’