Na wat zoekwerk kwam ik erachter dat HvA-student Lars Vierbergen ploegleider is bij het BabyDump Cycling Team; een goed excuus om eens over wielrennen te schrijven. Ik volgde hem tijdens de Ronde van Limburg en zag de ploegentactiek in de soep lopen.
Doordeweeks studeert Lars Vierbergen voeding & diëtiek aan de HvA; in het weekend kruipt hij achter het stuur van de ploegleidersauto van het Baby-Dump Cycling Team. Een dag in de slipstream van een voormalig toptalent.
Het is 9.30 uur en een graadje of twintig als Lars de auto parkeert bij het gemeentehuis van het Limburgse Stein. ‘Je hebt wel de hoofdprijs te pakken,’ vertelt hij. ‘De wedstrijd van vandaag is erg belangrijk voor ons.’ De Ronde van Limburg is onderdeel van de Topcompetitie, een reeks van acht wedstrijden verspreid over het jaar. Sinds de vorige wedstrijd, in het Brabantse Veldhoven, heeft het Baby-Dump Cycling Team de leider van de Topcompetitie in de ploeg. Het is de 25-jarige Robbert de Greef. De Topcompetitie is erg belangrijk voor de renners, want de winnaar krijgt sowieso een profcontract bij Roompot, de op één na grootste Nederlandse wielerploeg.
Ooit was Lars Vierbergen ook dicht bij een profcontract. Vanaf zijn tiende fietst Lars wedstrijden. Op zijn achttiende komt hij met onder meer Steven Kruijswijk in de nationale selectie voor junioren. Dat zijn de tien beste coureurs van Nederland die op uitnodiging van de bondscoach wedstrijden in het buitenland mogen rijden. Lars stroomt door naar de nationale beloftenselectie en blijft goede resultaten rijden: zo eindigt hij in 2010 op het Nederlands kampioenschap voor beloften in de Limburgse heuvels vóór Tom Dumoulin en Wilco Kelderman.
Maar terwijl Tom Dumoulin een explosieve groei doormaakt, dooft de nog jonge carrière van Lars Vierbergen langzaam uit. Hij boekt redelijk goede resultaten, maar krijgt nooit een profcontract. Na omzwervingen bij een Belgisch clubteam en verschillende kleine Nederlandse semiprofploegen stopt hij met fietsen. Hij praat graag over zijn tijd als coureur, maar nadenken over wat er was gebeurd als hij prof was geworden doet hij niet graag. ‘Dat heeft niet zoveel zin,’ is zijn nuchtere antwoord.
Een week na Dumoulins zege in de Giro d’Italia ontmoeten we Lars in het Limburgse dorpje Stein. Naast zijn studie is hij, sinds eind 2016, ploegleider van het Baby-Dump Cycling Team. ‘Ik wilde graag iets met sport blijven doen en een vriend van me, Piet, een andere oud-prof, werkte bij Baby-Dump. Als student voeding & diëtiek weet ik veel van voeding, daarom ben ik eens met de renners gaan praten. Dat beviel eigenlijk zo goed dat ik langzamerhand meer ben gaan doen en ploegleider ben geworden.’
Tactieken en bidons
Als ploegleider is hij op een wedstrijddag verantwoordelijk voor bijna alles: van het bedenken van tactieken tot het aangeven van bidons aan de renners. Baby-Dump is een gemixt team van vijf beloften en zeven elite-renners. Ze zijn alle twaalf semi-prof: de renners verdienen een paar honderd euro per maand en studeren of werken daarnaast een paar dagen. Dankzij prijzengeld van wedstrijden kunnen enkelen zo’n duizend euro per maand verdienen. Het team rijdt vooral koersen in Nederland, en af en toe in België en Frankrijk. Vandaag staat de Ronde van Limburg op het programma; een zware eendagswedstrijd door de Limburgse heuvels.
Ploegenspel
De wedstrijd is zo belangrijk, omdat Robbert een goede kans maakt om de hele topcompetitie te winnen. ‘Robbert is heel goed in dit soort heuvelachtige wedstrijden,’ vertelt Lars. ‘Eigenlijk hadden we verwacht dat we nu punten moesten gaan inlopen om nog te kunnen winnen. Dat we nu al de leider in de ploeg hebben is een gelukje, maar betekent ook dat we de trui moeten gaan verdedigen.’
Vanwege het grote belang van de wedstrijd heeft Lars gisteren al met een aantal van zijn renners gebeld om zijn tactiek te bespreken. ‘Dat is best moeilijk,’ legt hij uit. ‘Sommige renners hebben van deze wedstrijd een doel gemaakt en willen zelf graag winnen. Ik moet ze dan vertellen dat ze in de finale in de eerste plaats voor Robbert moeten rijden.’ Het is één van de paradoxen van het wielrennen: renners rijden in ploegen, maar aan het einde van de rit wint een individuele renner, en niet een ploeg.
Als Lars aankomt in Stein staat er al een busje van het team op de parkeerplaats. Een vijftiger zit op zijn knieën tasjes met eten in te pakken. Even verderop is een ander aan de reservefietsen van de renners aan het sleutelen. ‘Martin en Peter,’ stelt Lars ze voor. Martin is verzorger en zorgt voor al het eten en drinken van de renners. Peter is mecanicien en gaat over de fietsen.
‘Met Lars als ploegleider hebben we nog nooit gewonnen, maar verder is het een prima kerel’
Na aankomst gaat Lars naar de ‘permanence’ om zijn renners aan te melden voor vandaag. In party- & zalencentrum Vivaldi zitten vijf ietwat corpulente oudere mannen met witte overhemden en oranjewitgestreepte stropdassen achter een lange tafel. Lars overhandigt hen acht licenties, voor elke renner die vandaag meedoet één. Aan de andere kant van het zaaltje zetten twee vrouwen met geblondeerd en getoupeerd haar en een zwaar Limburgs accent koffie.
Nog nooit gewonnen
Inmiddels is het drukker geworden op de parkeerplaats. Er staan busjes van teams als Eerens Sloopwerken Stormvogels Veendam, TWC Het Snelle Wiel en Monkey Town Continental Team. Niet veel later arriveren ook de renners één voor één. Sommigen zijn met hun ouders meegekomen, anderen rijden zelf. Ze gaan op krukjes bij de bus zitten en ouwehoeren over Youtubefilmpjes of over wat renners van andere teams op hun Facebookpagina hebben gezet. Ondertussen knippen ze hun rugnummers uit en spelden ze achter op hun shirt. Er wordt veel gelachen. ‘Met Lars als ploegleider hebben we nog nooit gewonnen, maar verder is het een prima kerel,’ roepen ze. Lars lacht er wat ongemakkelijk bij.
‘Ik heb de meesten van jullie gisteren al gesproken,’ zo opent Lars de teambespreking. ‘Dit is een belangrijke wedstrijd voor ons en het is belangrijk dat we als team koersen. Hebben mensen zich sinds gisteren bedacht?’ Alle acht renners zwijgen. ‘Oke, mooi zo. Dan kunnen we nog even het parcours doorlopen.’ Lars kent de Limburgse heuvels op zijn duimpje. Op het parcourskaartje heeft hij allerlei icoontjes getekend; driehoekjes, streepjes, lijnen. Hij wijst op een lange lijn. ‘Hier, na deze beklimming volgt een plateautje. Daar heb je volop wind van de zijkant. Als we het daar hard maken, kunnen we veel renners eraf rijden.’ Even later: ‘Deze afdaling is heel smal en meteen daarna heb je de Eyserbosweg. Iedereen gaat proberen om daar vooraan te zitten, want anders kun je het vergeten. Zorg dus dat je voor die beklimming al vooraan in het peloton zit.’ Lars kan het weten, zelf werd hij ooit derde in deze Ronde van Limburg.
Zweet en pepermunt
Mecanicien Peter heeft ondertussen in de auto een deelnemerslijst achterop de passagiersstoel gespeld. Op de achterbank naast hem heeft hij een stuk of vijf wielen neergelegd voor als renners een lekke band krijgen. Lars heeft een kastje aan de radio gekoppeld waarmee hij de juryradio kan beluisteren. Daarop communiceert de jury met de ploegleiderswagens. Een vrouw met een nasale stem zegt bijvoorbeeld welke renners in de kopgroep zitten, of wie een lekke band krijgt.
De ploegleiderswagen ruikt naar zweet en pepermunt. Er zijn meerdere plannen voorbereid voor vandaag, vertelt Lars. ‘Plan A is dat er in het begin een grote groep van ongeveer tien renners wegrijdt uit het peloton en dat we daar met één of twee van onze betere klimmers bij zitten. Robbert moet dan op één van de moeilijkere heuveltjes proberen er alleen naartoe te rijden, waarna die andere renners zich opofferen voor Robbert en de groep wegblijft tot aan de finish. Dat zou een ideaal scenario zijn.’
Al snel blijkt dat zo’n droomscenario voor Lars’ team vandaag niet weggelegd is. Er zijn veel ontsnappingspogingen met steeds renners van Baby-Dump erbij, maar steeds haalt het peloton de renners terug. Dat leidt tot een verzengend tempo. De coureurs rijden in het eerste uur 45 kilometer per uur over de heuveltjes, een gemiddelde wat zelfs voor de wereldtop behoorlijk te noemen is.
Een gemiddelde van 45 per uur betekent dat de renners in de afdalingen soms snelheden tot tachtig kilometer per uur halen, of nog sneller. Lars kan dat in de auto vaak nauwelijks bijhouden. Veel van de wedstrijd kan hij niet zien vanuit de auto, ook al is hij de eerste van alle volgauto’s. ‘We hebben nu geluk dat we volgnummer 1 hebben,’ legt hij uit. ‘Dat komt omdat we bovenaan staan in het ploegenklassement van de Topcompetitie. Normaal wordt die volgorde bepaald door loting. Als je dan nummer vijftien van de twintig hebt en je renners krijgen geen pech, dan rijd je soms voor je gevoel de hele dag voor jan met de korte achternaam mee.’ In tegenstelling tot wedstrijden op het hoogste niveau kan Lars namelijk niet communiceren met zijn renners via oortjes. Alleen wanneer renners bij de auto komen om bidons te halen kan hij ze een paar aanwijzingen geven. Tijdens deze wedstrijd van vijf uur, komen twee renners één keer bidons halen.
Oproken
Na twee uur wedstrijd rijdt er uiteindelijk toch een kopgroep van drie man weg. Er is één renner van het Baby-Dump Cycling Team bij, maar niet de goede. Sprinter Arvid zit vooraan, met twee renners die heuvelop beter zijn dan hij. Lars geeft zijn andere renners in het peloton dan ook de aanwijzing dat de voorsprong van het driemanschap niet meer dan één minuut mag worden. Ondertussen komt er een ploegleider van een ander team naast hem rijden. ‘Je bent je hele ploeg aan het oproken, geef die drie toch acht minuten voorsprong. Dat is voor jullie ook beter,’ zegt hij door het openstaande raam in de hoop Lars op te fokken. ‘Laat je niet gek maken, Lars,’ zegt Peter direct vanaf de achterbank. ‘Hij probeert een spelletje te spelen.’
Uiteindelijk haalt het Baby-Dump Cycling Team de drie renners terug, maar vrijwel onmiddellijk vallen er weer twee renners aan, waaronder de nummer drie uit de Topcompetitie. De zenuwen in de auto nemen toe. Er is geen aandacht voor het publiek dat in steeds grotere getale langs de kant staat, voor de bejaarde mannen die in pak op een stok of tegen vakwerkhuisjes hangen, of voor de koeien die in paniek wegrennen als de ploegleiderswagens met negentig kilometer per uur door Limburgse gehuchten zoeven.
‘Het is gedaan’
Het duo heeft al snel een minuut voorsprong en de gezichten van Lars en Peter gaan steeds meer op onweer staan. ‘Het is gedaan,’ zeggen ze meermaals. Dit was geen van de drie scenario’s waar ze rekening mee hadden gehouden. Maar dan, als de renners nog ongeveer twintig kilometer te gaan hebben, gaan ineens twee andere ploegen meewerken en de voorsprong van het duo smelt als sneeuw voor de zon. Het gezicht van Lars klaart op en het aantal Smintjes dat hij eet stijgt per minuut. Het verschil wordt 45 seconden, 30 seconden, 20 seconden. ‘We gaan ze pakken,’ zegt hij. Het wordt 20 seconden. 5 seconden. 3 seconden. Bovenop de Adsteeg, de laatste beklimming van de dag, is het zover. Met nog een paar kilometer tot de streep is er nog een groep van dertig man over die gaat strijden om de zege.
‘Godverdomme, dit slaat helemaal nergens op. Dit is hartstikke dom.’
Er zitten nog drie renners van Baby-Dump Cycling Team in de groep: kopman Robbert, sprinter Arvid en Rick. Rick heeft gepiekt naar deze wedstrijd en was vandaag één van de sterkste renners uit het peloton. ‘Nu trekken we de kaart van Arvid. Hij moet hier winnen in een sprint,’ zegt Lars, vooral tegen zichzelf. Maar dan, op minder dan twee kilometer voor de finish valt een renner van een ander team aan. Vooraf was afgesproken dat het team in laatste deel van de wedstrijd er alles aan zou doen om te zorgen dat Arvid kon winnen.
Maar dat doet Rick niet. Hij springt er met een uiterste inspanning zelf achteraan, komt niet in het wiel en heeft vervolgens te veel krachten verspeeld om kopman Robbert en sprinter Arvid nog te helpen. De weggesprongen Jarmo Gmelich Meijling wint, Arvid wint de sprint van de groep erachter en wordt tweede. Rick wordt in de laatste meters ingelopen en wordt vijfde, voor kopman Robbert die achtste wordt.
Meteen na de finish komt een vloekende Robbert op Lars af. ‘Hij pakt gewoon mijn punten af. Rick moet in de remmen knijpen als hij ziet dat ik eraan kom.’ Ploegbaas Piet, die naar de finish is gekomen, neemt ook geen blad voor de mond. ‘Godverdomme, dit slaat helemaal nergens op. Dit is hartstikke dom.’ In de snelkookpan van emoties blijft Lars nuchter. ‘Tweede is niet slecht,’ zegt hij terwijl hij naar het podium loopt. ‘Maar als iemand een fout maakt waardoor Robbert minder punten pakt, is dat niet zo mooi.’
Een dichte deur
Hij besluit een nabespreking van de wedstrijd te doen. ‘Als we hier winnen hoeft dat natuurlijk niet zo serieus te zijn,’ zegt hij. ‘Maar nu is er wel echt een probleem. Het is beter om dat direct uit te praten.’ Lars laat verstaan dat daar niemand anders dan de acht renners bij mag zijn. ‘We moeten dit met het team doen, anders kunnen de jongens niet vrijuit spreken.’
Een paar dagen na de koers vertelt Lars dat het een heftige bespreking was. ‘Er was duidelijk iets misgegaan, dus dat hebben we geprobeerd uit te spreken. Ik heb met sommige mensen een dag erna nog contact gehad via WhatsApp. Zo vlak na de wedstrijd is iedereen nog gespannen en een dag later is dat toch wat bezonken. Je moet toch met elkaar verder en de volgende wedstrijd weer samenwerken om te winnen.’ Lars weet immers als geen ander dat alles mee moet zitten als je profrenner wil worden.