Volgend jaar bestaat het Nederlandse stelsel van studiefinanciering tweehonderd jaar. Daarmee is de studiefinanciering even oud als het Koninkrijk der Nederlanden. Even oud als de studiefinanciering is de vraag of die steun van de overheid zou moeten bestaan uit een gift of een lening. En moet de overheid alle studenten hetzelfde bedrag geven, of moet daarbij gekeken worden naar het inkomen van de student en zijn ouders?
Het dit voorjaar gesloten leenstelselakkoord lijkt te kiezen voor een combinatie: een inkomensonafhankelijke lening en een inkomensafhankelijke beurs voor de minderbedeelde studenten. Zoals gewoonlijk werden er direct protesten aangekondigd door studenten. Dat mag geen verrassing heten, want tegen iedere verandering in het stelsel van de studiefinanciering werd de laatste vijftig jaar geprotesteerd.
Protesteren heeft geen zin
De verlaging van de studietoelage in 1966, de invoering van de basisbeurs in 1986, de invoering van het studentenreisrecht in 1991; alle aankondigingen werden gevolgd door fel protest. De protesten zijn echter niet de enige constante factor wanneer het over de studiefinanciering gaat.
Het resultaat van de demonstraties, marsen en bezettingen was eveneens steeds identiek: nul. Hoe vol het Malieveld ook stond en hoeveel universiteitsgebouwen er ook werden bezet, het haalde allemaal niets uit. Wanneer de regering en het parlement een wijziging van de studiefinanciering in haar hoofd haalden, ging die door.
Die geschiedenis belooft weinig goeds voor de protesten die zijn aangekondigd op 14 november. Er is echter een troost, al komt die wellicht schraal over. De discussie over een gift of een lening komt de laatste eeuw om de drie decennia terug. De kans is dus aanwezig dat de basisbeurs in 2045 weer wordt ingevoerd.
Voor Folia maakte ik twee artikelen over de geschiedenis van de studiefinanciering, een online longread en een tijdlijn in Folia Magazine. Beide zijn hieronder terug te lezen.
Tweehonderd jaar studiefinanciering