Een student en een promovendus over hun burn-out

Het taboe op burn-out en depressies onder studenten en promovendi is groot. Iedereen herkent wel problemen bij zichzelf of collega’s, maar nietmand praat erover. Ik sprak voor Folia met een student en promovendus die zichzelf wel bloot durfden te geven.

Het aantal studenten en promovendi met een burn-out is hoog. Toch rust er een taboe op mentale problemen. Wij spraken met student Pim en promovendus Hannah over hun burn-out. ‘Ik dacht: ik ben 23, dit kan toch niet?’

Het is deze week Health Week aan de UvA. Voor het eerst organiseert de universiteit een week over gezondheid en stress voor studenten en promovendi. De universiteit wil ‘er met dit soort acties voor zorgen dat psychische problemen bespreekbaar worden,’ zei rector magnificus Karen Maex afgelopen najaar. Dat is nodig, want op stress, mentale gezondheidsproblemen en burn-outs rust een taboe, zegt Peter Vonk van UvA’s Bureau Studentenartsen.

Eenzaamheid
‘Het is niet leuk als het niet goed gaat,’ zegt hij. ‘En in tijden van sociale media als Facebook heb je al gauw het idee dat je de enige bent. Daardoor voel je je eenzaam, en nog verdrietiger; dat is een vicieuze spiraal naar beneden.’ Dat is iets anders dan bij fysieke klachten, zegt Vonk. ‘Niemand vindt zich mislukt bij een blindedarmontsteking, maar mensen met een burn-out zien het als persoonlijk falen.’

Daar komt nog bij dat hulp zoeken een thema is, zegt Vonk. ‘Studenten vinden dat moeilijk. Als je moe bent en geen energie hebt, is het gemakkelijker om met de dekens over je hoofd in bed te gaan liggen, dan naar de dokter te gaan. Je ziel op tafel leggen bij de dokter is niet fijn.’ Als studenten er vroeg bij zijn, zou dat echter wel helpen, zegt hij. ‘Wanneer je door blijft gaan, wordt het erger. Je denkt niet meer helder, waardoor je situaties niet meer goed kunt inschatten en nog ongelukkiger kan worden. Als er iets kleins gebeurt als een lekke band kun je volledig in paniek raken.’

Studenten hebben al decennia een mindere mentale gezondheid dan hun werkende leeftijdsgenoten, vertelt Vonk. ‘En we denken te weten waardoor dat komt. Als je werkt en je komt een dag niet opdagen, belt je baas je boos op. En als dat langer duurt stuurt hij de bedrijfsarts langs. Als student kun je makkelijk weken wegblijven zonder dat de universiteit iets doet,’ weet hij. ‘Bovendien zijn er op deze leeftijd sowieso al veel dingen die samenkomen. Je verhuist naar een nieuwe stad, krijgt een ander soort contact met je ouders, je krijgt andere vrienden, misschien wel een vriend of een vriendin; het is dus al een tijd waarin veel verandert.’

Stoppen met Facebook
De laatste jaren zijn daar nog andere factoren bij gekomen. Door het leenstelsel moeten studenten meer werken en dat levert volgens Vonk meer druk op. ‘En je moet ook nog stages lopen of iets doen bij een studentenvereniging bij je cv, anders wordt het natuurlijk niets met je,’ zegt hij wat cynisch. ‘Maar je hebt ook Facebook waar iedereen de hele tijd zijn mooiste ik laat zien. Als je dat gaat vergelijken met je eigen leven, is het gemakkelijk om te denken dat je niet goed genoeg bent, of dat iedereen een veel leuker leven heeft. Alleen daarom al zou je met Facebook moeten stoppen.’ Bij promovendi is bovendien de toegenomen wetenschappelijke competitie een belangrijk aspect.

Vonk verwacht veel van een nieuwe ontwikkeling, waar ook UvA-hoogleraar ontwikkelingspsychologie Reinout Wiers mee bezig is, namelijk e-Health. ‘Dat lost niet alles op, maar het werkt wel, blijkt uit onderzoeken. Het verlaagt vooral de drempel om zorg te vragen. Je kunt dat bij wijze van spreken in je bed, onder je deken doen. Als studenten eerder hulp zouden zoeken, helpt dat echt.’

Pim: ‘Ik kon alleen nog maar in een stoel zitten en naar buiten kijken’

‘Ik heb de bachelor geschiedenis gedaan aan de UvA en wilde daarna graag de master journalistiek & media doen. Ik twijfelde er niet aan, ik voelde me gewoon journalist. De eerste keer dat ik me aanmeldde werd ik niet toegelaten. Maar ik wilde het echt, dus nam ik een tussenjaar en liep ik drie stages op redacties. Daardoor lukte het me.

In de eerste week van onze master werd ons direct duidelijk gemaakt dat we een intensieve master hadden gekozen. “Je privéleven gaat eronder lijden, en er gaan relaties sneuvelen,” zeiden ze. Ik vond het eerste halfjaar echter wel meevallen. Het eerste persoonlijke gesprek met mijn begeleider ging dan ook goed.

De lat steeds hoger
Toch was ik in die tijd niet echt gelukkig. Ik was niet vaak blij, verveelde me vaak, blowde veel. Ik wist niet wat ik moest doen als ik thuiskwam. Toen ik bij een vak in het tweede semester één van de slechteren was, ging in de lat voor mezelf hoger leggen. Ik ging bijvoorbeeld twee artikelen schrijven als ze één artikel van me vroegen. Ook op mijn eerste stage deed ik dat. Er was niet per se druk, want ze verwachtten niet veel van stagiairs, maar ik legde mezelf druk op. Ik werkte soms wel zestig uur per week. Soms schreef ik twee interviews en een ander artikel op één dag.

Mijn docenten zeiden dat je in de zomer – het is een master van anderhalf jaar – echt op vakantie moest gaan om even weg te zijn. Ik had daar geen behoefte aan, dus ging ik ergens anders stage lopen. Op de eerste dag van die stage stortte ik half in. Ik moest straatinterviews doen waarbij ik mensen moest vragen naar hun naam, leeftijd, waar ze vandaan kwamen en ik moest een foto maken. Het lukte niet: steeds vergat ik één van die dingen te vragen.

Pfeiffer
Ik was het half jaar ervoor vaak een paar dagen ziek geweest, dus dacht ik dat ik weer een virusje had. Ik bleef een paar dagen thuis en ging de week erna weer aan de slag. Toen heb ik de dag tot vijf uur uitgezeten op de redactie en stortte ik thuis in. De tweeënhalve week daarna ben ik mijn bed niet meer uitgekomen. Ik meed mijn huisgenoten, omdat praten te veel moeite kostte. Boodschappen doen was een drama: in de supermarkt waren zoveel prikkels dat ik het nauwelijks aankon.

Ik ben toen naar de huisarts gegaan. Zij dacht al aan stressproblemen, maar ze prikte bloed. Stiekem hoopte ik dat het de Ziekte van Pfeiffer was, dan was er tenminste een fysieke oorzaak. Een vriend van mij had al eens eerder stressklachten gehad en vermoedde al dat ik een burn-out had. Maar ik dacht: “Mij gebeurt dat niet. Ik ben 23, dit kan toch niet?”

In een stoel zitten
Uit het bloedonderzoek bleek niets: het was een burn-out. En geloof me: het was een hel, echt verschrikkelijk. De eerste weken kon ik niets. Ik kon alleen lichte muziek luisteren, ik was altijd chagrijnig, ik kon niet met mensen praten. Het enige wat ik deed was af en toe een kort rondje lopen, of in een stoel zitten en naar buiten kijken. Soms keek ik tien afleveringen van How I Met Your Mother achter elkaar en dan was ik mentaal uitgeput.

De eerste psycholoog die ik had hielp me niet goed. Zij vond dat ik snel weer “leuke dingen” moest gaan doen, maar daardoor kreeg ik een terugval. Mijn tweede psycholoog hielp wel. Dankzij haar ging ik weer een beetje schrijven en hardlopen.

Twee dagen werken per week
Sinds een paar maanden werk ik weer een dag per week vanuit huis. Dat is bijna anderhalf jaar nadat ik instortte. Ik schrijf voor een muziekstreamingdienst en dat vind ik leuk. Ik heb iets om mijn bed voor uit te komen, ik heb structuur en ik krijg een beloning. Vanaf deze week ga ik twee dagen per week werken.

Ik zou graag mijn studie afmaken. Ik moet nog een half jaar, dat begint met een projectgroepopdracht van veertig uur per week. Dat is heel heftig voor mij. Ik wilde eigenlijk in september beginnen, maar dat is niet gelukt. Ik hoop het volgend jaar te doen. Iedereen op de master daar was ook erg aardig. Ik heb een cadeautje en een kaart van ze kregen toen het niet goed met me ging.

Sommige medestudenten zeggen dat het voor hen een waarschuwing is geweest, dat het hen ook kon overkomen. Maar ik denk dat bij mij ook mijn onzekerheid een belangrijke factor was. Ik had een negatief zelfbeeld, dacht altijd dat ik niet goed genoeg was. Alle kritiek die ik kreeg nam ik hoog op, terwijl ik complimenten niet geloofde. Ik denk dat ik vroeg of laat sowieso tegen een burn-out aan was gelopen.’

Hannah: ‘Ik wist: als ik van mezelf houd, moet ik vertellen dat ik een burn-out heb’

‘Ik ben in 2014 met mijn promotie begonnen en het was vanaf het begin fucking zwaar. Op dag twee kwam er iemand naar me toe met de vraag of ik niet alle bachelorscripties wilde coördineren. Ik wist toen nog niet dat je ook “nee” kon zeggen. In dat eerste jaar kreeg ik last van hartkloppingen. Gelukkig kon ik toen een vak afstoten, maar terugblikkend was dat een eerste waarschuwing.

In het begin van het tweede jaar werd het heftiger, toen mijn bijdrage – waar ik heel veel tijd in had gestoken – werd afgewezen voor een congres. In die periode werd ik ziek. Ik was heel moe en kon na het eten nauwelijks mijn ogen openhouden. Elke dag om vier uur was het alsof er een soort hele zware zwaartekracht kwam, waardoor ik niets meer kon. Het liefst wilde ik onder mijn bureau gaan liggen. Ik heb er nooit aan gedacht dat het iets mentaals was. Ik was nooit de idiote promovendus die tachtig uur per week werkte: ik werkte nooit in het weekend of na zeven uur ’s avonds.

Bij de KNO-arts bleek dat ik poliepen had, waardoor ik niet goed kon ademen. Ik moest tweeënhalve maand wachten op een operatie en werkte iedere dag door. In die tijd had ik ook een paar conflicten met mijn begeleider. Ik kreeg altijd alleen maar negatieve kritiek. Mijn begeleider wilde me daarmee voorbereiden op de kritieken die ik van journals zou krijgen, maar ik kreeg er vooral een negatief zelfbeeld van.

Nooit goed genoeg
Je krijgt als promovendus constant het idee dat je niet goed genoeg bent, dat er altijd betere mensen zijn. Je krijgt een beeld van succesvolle wetenschappers die heel hard werken, veel opzij zetten en veel publiceren, terwijl niemand vertelt hoe ze dat doen of hoe ze dat bereiken. Daardoor ga je denken dat het aan jezelf ligt als iets niet lukt.

Ik kreeg vorig jaar tegenslag bij een ambitieus dataverzamelingsproject. In de aanloop ernaartoe had ik al last van veel stress. Na afloop bleek dat er van alles mis was aan het project waar mijn begeleiders me nooit op hadden gewezen. Daardoor waren vrijwel alle data onbruikbaar geworden. Mijn begeleiders gaven me het gevoel dat ik alle verantwoordelijkheid droeg.

Op een woensdag bleef ik een keer tot acht uur werken, tegen mijn gewoonte in. Daarna ging ik naar de bioscoop, naar La La Land. Ik zat daar, in totale paniek, in tranen. Alle prikkels waren te veel. De dag erna ben ik echter gewoon gaan werken, tot ik die zaterdag huilend in de douche zat. Weer ging ik door: ik dacht dat er geen andere optie was. Ik probeerde het hier en daar wat rustiger te doen, maar hield alle ballen in de lucht.

Schijnwereld
Ik hield iedereen voor dat het oké ging, creëerde een soort schijnwereld waar ik zelf ook in ging geloven, ook al wist ik diep van binnen beter. Toen ik een cursus mindfulness ging doen gebeurde het. Ik kon mijn tenen, en mijn benen, en mijn knieën niet meer voelen. Ik kon wel visualiseren dat ze aan me vast zaten, maar voelde ze niet meer. Toen begon het te dagen dat het echt niet goed was.

Vertellen dat ik een burn-out had was één van de moeilijkste dingen om te doen. Maar ik wist: als ik van mezelf houd, moet ik dit nu doen. Ook al is het een sprong in het diepe, ook al is het heel eng: ik moet alles loslaten.

Ik heb in de zomer veel geslapen, veel Netflix gekeken, als een soort verdoving, veel aan yoga gedaan, maar ik bleef me schuldig voelen. Ik was gewend om eerst te werken en mezelf dan pas leuke dingen te gunnen. In oktober ging ik naar een psycholoog en in haar rapport ging het over ‘ernstig lijden’ en andere dingen waardoor ik ook diep vanbinnen besefte dat het niet goed was.

Depressie
In november ging ik weer rustig aan het werk, om een deadline voor mijn favoriete journal te halen. Dat ging op zich goed, en ik haalde hem, maar in januari kreeg ik een terugval. Ik werd depressief, zo depressief dat ik dood wilde. Dat zijn enge gedachten. Ik ben normaal enthousiast en vrolijk, en herkende mezelf niet. Van mijn burn-out heb ik geleerd dat je nooit alleen bent, en dat je altijd hulp kunt vragen. Ik heb ook veel over deze gedachten gepraat. Dat helpt echt. Ik heb soms nog steeds wel van die gedachten, maar het is nu al veel minder geworden.

Ik werk nu verder aan mijn promotie. Deze zomer probeer ik hem af te hebben. Dat gaat soms moeilijk. Vorige week heb ik 22 uur gewerkt en toen was ik volledig gesloopt. Ik probeer elke dag bij te houden wat ik doe, en dat helpt me.

Ik moet nog wel iets zeggen. Ik heb ook een post-traumatisch stresssyndroom. Met mijn psycholoog ben ik teruggegaan naar wanneer mijn klachten begonnen. Dat bleek eind 2014 te zijn. Toen ben ik verkracht, maar dat heb ik nooit aan mezelf toegegeven of verwerkt omdat ik destijds niet zag dat het seksueel geweld was. Ik denk dat dat ook een rol heeft gespeeld. Het is echter niet de enige oorzaak: ik ken genoeg collega’s die precies dezelfde burn-outklachten hebben.’

De achternamen van Pim en Hannah zijn op hun verzoek niet gepubliceerd. Ze zijn bekend bij de redactie.