Interview met UvA-bestuurders Geert ten Dam en Karen Maex

Na twee jaar besturen interviewde ik Geert ten Dam en Karen Maex, bestuurders van de UvA. Over hoe de rust terugkeerde en er weer wat onrust ontstond.

Bestuursvoorzitter Geert ten Dam en rector magnificus Karen Maex zijn halverwege hun eerste termijn. Bij hun aantreden werden ze geconfronteerd met de restanten van een jaar vol bezettingen en protesten, maar Ten Dam en Maex brachten de UvA in rustiger vaarwater. Een gesprek over de waardering voor onderwijs, diversiteit, verengelsing en bezuinigingen vanuit Den Haag. ‘Laten we het nog eens vet onderstrepen: het probleem is groot.’

Ze zouden zich ruimhartig met elkaar gaan bemoeien, beloofden collegevoorzitter Geert ten Dam en rector magnificus Karen Maex toen ze twee jaar geleden UvA-bestuurders werden. Nu ze halverwege hun termijn zijn, doen ze dat nog steeds. Ook op deze vroege ochtend waarop de Roeterseilandcampus er buiten plantenverzorgers en schoonmakers verlaten bij ligt onderbreken ze elkaar regelmatig, vaak lachend. Ten Dam: ‘Wij lachen veel. Met het CvB, met decanen; er heerst ook een goede spirit. En dat is erg belangrijk.’

Ze zijn trots op wat er de eerste jaren is bereikt, zeggen ze. ‘Op de wijziging van het ius promovendi, op de nieuwe onderwijsvisie, op dat we de eerste universiteit zijn die expliciet voor tweetaligheid heeft gekozen,’ somt Karen Maex op. ‘We doen ook veel dingen samen. Dat is heel prettig,’ valt Geert ten Dam haar in de rede. ‘Ik ben blij met de bereidheid van veel studenten en medewerkers om gezamenlijk de schouders eronder te zetten.’

Welke stappen hebt u de eerste twee jaar gezet?
Geert ten Dam: ‘Meer waardering voor onderwijs…’
Karen Maex: ‘De onderwijsvisie hebben we meteen opgepakt, een minder grote afstand tussen bestuur en de gemeenschap hebben we in al onze processen meegenomen.’
GtD: ‘Dat vinden mensen prettig. Dat je eens ergens binnen komt lopen, dat je hier op Roeterseiland bent. We hadden ook vanaf het begin door dat er aan het personeelsbeleid gewerkt moest worden, en er ligt nu ook een goed beleid. Maar wat je ook merkt is hoe traag dingen soms gaan. De UvA is natuurlijk een grote instelling, met zeven enorme faculteiten met decanen, afdelingsvoorzitters en opleidingsdirecteuren. Dat is een ragfijn netwerk.’

Kunt u dan wel uw stempel zetten?
KM: ‘Er ligt een nieuwe onderwijsvisie, een instellingsplan, een herijkte visie op internationalisering, dus je kunt wel echt iets in beweging zetten. De echte invulling moet gebeuren waar de expertise zit.’

Zegt u dat u dat alleen faciliteert?
GtD: ‘Dat is niet waar. Onze aandacht is vanaf het begin gegaan naar het personeelsbeleid, waarin meer aandacht voor onderwijs moest komen. Dat is geen procesbegeleiding, dat is duidelijk zeggen wat we als UvA willen zijn. Als je alleen onderzoek wil doen, dan is de universiteit geen plek voor je. Dat vind ik een stempel. Maar daarmee heb je de waardering nog niet in de hele organisatie, dat duurt lang.’

Juist op een paar punten die belangrijk waren, was de Centrale Ondernemingsraad (COR) het niet met u eens, bijvoorbeeld op het gebied van de waardering van onderwijs.
GtD: ‘Dat laatste heb ik in geen enkele COR-vergadering gehoord. Er waren twee andere punten. De COR pleitte voor een interne arbeidsmarkt voor wetenschappelijk personeel. En de raad vond dat we verdere stappen hadden moeten maken op het gebied van flexibel personeel, dus ook op het gebied van promovendi en postdocs.’

En junior-docenten.
GtD: ‘We houden ons naar letter en geest aan de cao. We doen een aantal zaken meer dan dat, zoals professionalisering van tijdelijk personeel. Daarin hebben we maatregelen genomen en dat vond de COR ook. Maar de COR wilde dat we meer deden, en dat we voor elke functiecategorie een ondergrens van personeel met een vaste aanstelling vaststelden. Dat kun je voor post-docs en promovendi niet doen.’

‘We hebben eigenlijk het beleid voor flexibel personeel 180 graden gekeerd’

Voor docenten zou dat wel kunnen.
GtD: ‘We hebben gezegd dat docenten in principe vast aangesteld worden, tenzij in een individueel geval reden is om daarvan af te wijken, en dat moet dan ook individueel beargumenteerd worden. Dus we hebben eigenlijk het beleid voor flexibel personeel 180 graden gekeerd. Het is dus niet “tijdelijk, met vast als uitzondering”. Het is andersom nu. Ik denk ook niet dat de COR ontevreden over het HR-beleid is, we hebben daar lang en breed over gepraat en de COR heeft met haar inzet het beleid op bepaalde punten ook echt verbeterd. Ere wie ere toekomt.’
KM: ‘Het duurt nog even voordat de stukken die er nu liggen zijn geïmplementeerd in de hele organisatie. Vooraleer echt iedereen op de werkvloer begrijpt: “Oke, mijn situatie is nu echt anders.” Dat vraagt gewoon tijd.’

Foto: Mina Etemad

U hebt al een aantal keren gezegd dat dingen traag gaan. Is diversiteit ook een onderwerp waarop het naar uw mening traag gaat?
GtD: ‘Dat is ook iets wat een cultuurverandering vereist. Diversity officer Anne de Graaf is daar op een aantal punten nu goede en stevige stappen in aan het zetten. Vooral bij diversiteit is het belangrijk dat je heel veel mensen meeneemt, anders krijg je het als een boemerang terug, en dan schiet je alleen maar in zijn achteruit.’

Hoe bedoelt u dat?
GtD: ‘Er is bijvoorbeeld een discussie over quota en Anne heeft daar een genuanceerde mening over. De vraag komt ook bij ons op of we dat moet moeten doen. Ik weet niet of quota in private instellingen werken, maar ik weet wel dat quota in publieke instellingen niet werken. Uiteindelijk kun je beter op kwaliteit sturen langs de lijn van competenties – wat moet iemand kunnen? Samenwerken, onderwijs, onderzoek, noem maar op. Daarmee kun je duurzamer sturen op diversiteit, want quota krijg je altijd terug. Dat blijkt uit veel internationaal en Nederlands onderzoek. Maar dat duurt wel lang.’

Iets wat de afgelopen jaren wel snel gaat is de internationalisering van de UvA. Hoe kan dat?
KM: ‘Eigenlijk waren we op dat vlak geen voorloper. Al zijn we dat wel op het gebied van tweetaligheid. We zijn de eerste universiteit die van meet af aan heeft gezegd dat we een tweetalige universiteit willen zijn. Om maar man en paard te noemen: kijk naar de bachelor psychologie. Bijna heel Nederland heeft een Engelstalige bachelor psychologie. En wij worden nu tweetalig. Groot verschil, hè. Niet Engels, tweetalig. Vergis je niet.’

Toch is de toeloop van studenten aan de UvA erg groot. Hoe komt dat denkt u?
KM: ‘Ik denk dat er verschillende redenen zijn. Nederland heeft een heel goed en aantrekkelijk systeem. En als je het vergelijkt met het geld dat we krijgen, zijn we eigenlijk ongelooflijk goed…’
GtD: ‘Nederlandse universiteiten zijn goedkoop. Je krijgt topkwaliteit voor een lage prijs.’
KM: ‘Die internationalisering was op gang aan het komen. Vandaar dat we als UvA beleid hebben gemaakt, want je wil niet zomaar meegaan in een stroom. We moeten goed nadenken waar we met onze universiteit nu naartoe willen en op welke manier we Nederlands en Engelstalig aanbod hebben. Met dat debat hebben we nu ook de minister aangesproken om ons de juiste instrumenten te geven.’

‘Ik weet niet of quota in private instellingen werken, maar ik weet wel dat quota in publieke instellingen niet werken’

Hoe moet die tweetalige universiteit eruit zien?
KM: ‘Dat kan van opleiding tot opleiding verschillen, maar in global: de samenleving heeft veel internationale componenten, dus opleidingen moeten ofwel een grote ofwel een kleine internationale component hebben. Afhankelijk van het portfolio van de opleiding wil je dat er gemiddeld genomen een Nederlandstalige opleiding van hoog niveau is met een paar internationale componenten en dat je daarnaast kunt kiezen voor een truly international opleiding.’

Zijn er opleidingen die dat al zijn?
KM: ‘PPLE [Politics, Psychology, Law & Economics, red.] is een voorbeeld. Daar worden werkgroepen samengesteld uit studenten uit verschillende landen om op een andere manier naar een probleem te kijken. Maar we horen ook dat ze het daar jammer vinden dat ze niet alle werkgroepen gemengd kunnen samenstellen.’

U had het net over nieuwe instrumenten om internationalisering in goede banen te leiden. Wat zou u het liefst willen van de minister?
KM: ‘Wij zouden graag instrumenten hebben waarmee we ten behoeve van de kwaliteit van het onderwijs de samenstelling van de classroom kunnen regelen.’

Kunt u een voorbeeld geven van zo’n instrument?
KM: ‘Een numerus fixus voor Engelstalige tracks is een eerste mogelijke vertaling. Maar de numerus fixus heeft ook ongewenste effecten. We moeten goed nadenken of dit de beste oplossing is. Maar dat je ter wille van de opleiding mag nagaan hoe je groepen samenstelt en je daar in de toelating rekening mee kunt houden, dat is wel wat wij willen.’

Uw collega van de Vrije Universiteit, Mirjam van Praag, schreef in Het Financieele Dagblad dat universiteiten in een prisoner’s dilemma zitten. Als universiteit moet je veel studenten trekken, anders neemt je marktaandeel af en krijg je relatief minder geld. Maar omdat alle universiteiten veel studenten trekken, wordt het budget per student steeds kleiner.
GtD: ‘Dat is een globale analyse en economisch gezien klopt die, maar vanuit de verschillende universiteiten verschilt die analyse. De UvA heeft geen ambitie om te groeien.’

Maar de UvA groeit wel.
KM: ‘Vandaar dat we die instrumenten ook vragen. We willen, in het licht van goed onderwijs, het totale aantal studenten en de compositie van studenten goed kunnen neerzetten.’

U was één van de eerste besturen dat zich aansloot bij #WOinactie. Binnenkort is er een actieweek en er komt wellicht meer aan na de zomer…
GtD: ‘Dat zou zomaar kunnen.’

Foto: Mina Etemad

Hoe erg is de doelmatigheidskorting die eraan komt?
GtD: ‘Die is heel erg. De afgelopen jaren is de bekostiging voor onderwijs en onderzoek echt dramatisch afgenomen. Als je kwaliteit op onderwijs wil realiseren en je wil dat doen met aandacht voor studenten, voor feedback, in kleinere groepen, dan is roeien met de riemen die je hebt niet simpel. En als je naar onderzoek & innovatie kijkt: de Europese norm is 3 procent van het BBP. Wij zitten krap aan 2 procent, waar Duitsland nog boven die 3 procent zit. En dat scheelt dus 7 miljard per jaar. Dat is echt substantieel. De doelmatigheidskorting komt hier nog eens bovenop en dat is desastreus.’

Er zijn de afgelopen jaren een aantal faculteiten geweest die ernstig hebben moeten bezuinigen, zoals de rechtenfaculteit, de Faculteit der Geesteswetenschappen en nu de FMG.
GtD: ‘Je ziet het letterlijk voor je ogen gebeuren.’

Betekent dit dat we in de komende jaren weer faculteiten zullen zien die zulke harde ingrepen moeten nemen?
GtD: ‘Ik durf dat niet zomaar te zeggen, want er komen natuurlijk ook studievoorschotmiddelen aan. Maar die waren bedoeld om…’
Karen Maex valt haar bij: ‘Extra…’
GtD: ‘In de kwaliteit te investeren. En dat is de eerste jaren minder dan de doelmatigheidskorting. Er is een serieus probleem.’

Staan we met de doelmatigheidskorting en een toenemend aantal studenten niet op een Titanic die op de ijsschots afvaart?
KM: ‘We zijn niet van de ongelukken.’

Op Folia.nl stond eerder deze maand een stuk van een docent die een werkgroep aan 38 studenten gaf. Is dat de toekomst?
KM: ‘In een overgangssituatie moet je soms maatregelen nemen. Kijk, als het geld er niet is, dan is dat een harde randvoorwaarde. Maar je moet altijd de kwaliteit van het onderwijs voorop zetten en kijken op welke manier je het wel kan inrichten. Het is moeilijk dat in de algemeenheid te zeggen, dat verschilt van opleiding tot opleiding. De bedoeling blijft dat je kleinschalige werkgroepen hebt, dat is wel belangrijk.’
GtD: ‘We vinden het probleem groot. Laten we dat nog eens vet onderstrepen, zowel op het gebied van onderwijs als onderzoek. Het is onze verantwoordelijkheid dat we niet op de ijsschots botsen. We wenden onze invloed naar Den Haag aan en denken met studenten en docenten na over hoe we met kwalitatief goed onderzoek en onderwijs blijven verzorgen. Ook die denkexercitie is onze verantwoordelijkheid. Alleen maar met de pootjes achterover gaan hangen en boel stuken laten lopen – dat is onverantwoordelijk. Dat gaan we dus ook niet doen.’